Alfred Edersheim

Van de tot het Christendom overgegane Joden uit de 19e eeuw is er geen die zoveel gepubliceerd heeft als Dr. Alfred Edersheim. En niet alleen heeft hij veel boeken geschreven, ook inhoudelijk zijn de werken zeer diepgaand en eigenlijk onmisbaar voor een predikant in de voorbereiding van zijn preek. Alfred Edersheim weet zijn enorme kennis van de Joodse geschriften te koppelen aan het Evangelie.  Zijn werk maakt duidelijk, hoe de boeken van het Oude Testament van Jezus getuigen en onder welke omstandigheden Jezus Zijn werk op aarde verrichtte.

Bekend is zijn werk over de Tempel, waarin gedetailleerd beschreven wordt, hoe de dienst plaatsvond. Zijn Life and times of Jesus the Messiah, voltooide hij in 1883, waarna hij in zeven delen de hele geschiedenis van het oude testament beschreef (Old Testament Bible history 1887) Dr. Edersheim had zelf een unieke collectie van Joodse en christelijke werken. De werken zijn in het bezit van Exeter College, Oxford. Van de Hebraïca is eens een tentoonstelling geweest, die veel belangstelling had vanuit Joodse hoek. In dit artikel willen we kijken naar de levensloop van Alfred Edersheim. Wat is zijn weg geweest in deze wereld? De bronnen daarover zijn beperkt en verspreid over het internet. Zijn dochter schrijft echter memoires die een goede basis vormen.

Zijn geboorte en vroege jeugd

Alfred Edersheim werd op 7 maart 1825 geboren in Wenen. Zijn vader Marcus, bankier, trouwt met Stephanie Beifuss, afkomstig uit een welgesteld, bekend Joods gezin in Frankfurt. Zijn vaders familie had nog directe afstammingslijnen van de hogepriester, dus in de lijn van Aäron en uiteindelijk Levi. Dat betekent echter niet, dat religie de boventoon voert in het gezin. In Wenen had zijn vader een vooraanstaande plek, niet alleen omdat hij bankier is, maar ook door zijn interesse in het intellectuele en artistieke leven in de stad. Alfred is de jongste van vier. Hij is een mooie jongen met goede manieren en hij is erg intelligent. Van jongs af leert hij meerdere talen, waaronder Frans en Engels. Tot zijn tiende jaar is er een leraar in huis die hem onderwijs geeft. Dan gaat hij naar het gymnasium. Hij is de eerste Jood die op die school prijzen haalt. Voor die tijd was dat voor Joden niet toegestaan. Tegelijkertijd leert hij in de synagoge Thora te bestuderen en ook daarin toont hij zijn talent.

Een mooi voorval uit zijn jeugd is het bezoek aan Wenen van Adolphe Crémieux en Sir Moses Montefiore. Zij hebben in het oosten van Europa Joden verdedigd tegen de antisemitische aanklachten van het doden van kinderen tijdens Pascha (Zelfs nog in de 19e eeuw!) en komen op de terugreis door Wenen. De jonge Alfred wordt uitgekozen om hen in het Frans toe te spreken bij de ontvangst op de Joodse school. Crémieux, een vooraanstaand advocaat en links-politiek revolutionair uit Frankrijk, nodigt hem uit in Parijs rechten te komen studeren, wat door zijn ouders echter niet wordt toegestaan.

Op 16-jarige leeftijd begint hij zijn studie filosofie aan de universiteit van Wenen. Naast dat vak verdiept hij zich uitgebreid in literatuur. De omstandigheden voor Joden in het keizerrijk Oostenrijk zijn niet zo, dat je als Jood vrij kunt leven. Van elk Joods gezin mag er maar één jongen in de stad studeren en dat ook nog eens alleen, als de vader het voorrecht van burgerschap heeft. Edersheim, geboeid door de revolutionaire geest, is succesvol in studie en debat. Het is echter nog in de eerste fase van de studie, als de bank van zijn vader failliet gaat en het luxe leventje over is. Het betekent de keus tussen hopen op fondsen van bevriende relaties of het zelf zijn broek op gaan houden. Hij kiest voor het laatste en vertrekt naar Pest, waar op dat moment meer ruimte komt door het opkomend nationalisme daar. Hij verdient de kost met het geven van privé-les in diverse talen en volgt ondertussen zijn studie filosofie en schrijft zelfs een roman, die aansluit bij de geest van revolutie en vrijheid, waar hij ook zelf naar verlangt.

Omkeer

Het is in deze tijd dat Alfred in aanraking komt met Schotse zendelingen. Zij zijn naar Hongarije gekomen om te evangeliseren onder de Joden en kerkdiensten te leiden voor de Schotten die daar werken aan een brug over de Donau. Aan het hoofd staat John Duncan, een theoloog die zelf door César Malan tot geloof is gekomen. Er liggen dus directe lijnen met het Réveil. Duncan heeft een grote liefde voor Israel, kent naast Hebreeuws nog meer semitische en oosterse talen en zoals Edersheim zelf schrijft “de zuiverheid en heiligheid van deze man trokken mij aan.” Het maakt dat hij geïnteresseerd is in hun opvattingen en  daarnaar vraagt. Zo groeit er een vriendschap. Edersheim schrijft: “Ik had nog nooit een Nieuwe Testament gezien, voordat ik er één ontving uit de handen van deze dominees. Ik zal nooit mijn eerste indruk van de Bergrede vergeten, en ook niet de verrassing en daarna diepe gevoelens, die volgden op het verder lezen in het Nieuwe Testament. Dat wat ik zo gehaat had, was niet Christendom; Dat wat ik niet kende en zo’n onbeschrijfelijke diepte opende, Dat was het onderwijs van Jezus van Nazareth. Ik werd een christen en werd gedoopt door de dominee van de Gereformeerde kerk van Pesth.” Dit is ingebed in een periode van studie en correspondentie (in het Latijn) met John Duncan, zowel vòòr zijn doop als erna. John Duncan is inmiddels vanwege zijn gezondheid vertrokken uit Hongarije. Edersheim blijft in Pesth, waar hij zijn interesse in Literatuur inruilt voor interesse in theologie. “Van ‘Kerkelijke kwesties’ wist ik totaal niets. Voor mij leefde dat toen nog niet. Ik kende alleen de leer van het Christendom uit het Nieuwe Testament en het enige kerkgenootschap dat ik echt kende (dat wil zeggen waar ik praktisch mee had kennis gemaakt), was de Schots-gereformeerde kerk.”  Zijn grote intelligentie en liefde voor kennis komen hem nu van pas.

Studie en jaren als predikant

Als John Duncan professor in Hebreeuwse en oosterse talen aan New College in Edinburgh wordt, volgt Edersheim hem om daar theologie te studeren. Edersheim studeert in Edinburgh bij Chalmers, Welsh en Duncan en vandaar trekt hij nog naar Berlijn, waar hij onder andere les krijgt  van Hengstenberg en Neander. In 1846, op 21-jarige leeftijd, wordt Alfred Edersheim bevestigd als predikant. Het is een tijd van grote onrust in de Schotse kerk. Binnen de kerk vindt een kerkscheuring plaats. Hij volgt zijn voorbeeld John Duncan naar de vrije Schotse kerk en wordt aangesteld als dominee in vier kleine gemeentes in de buurt van Aberdeen. Door de kerkscheuring hebben deze vaak kleine gemeentes geen eigen gebouw. Hij leidt diensten in schuren, scholen en op open plekken. Edersheim is een begenadigd prediker. Zondags preekt hij in alle gemeentes, soms wel twee keer. Binnen een half jaar zijn deze gemeentes tot bloei gekomen. De combinatie van diepgang en bevlogenheid trekt mensen. Er wordt een kerk gebouwd met een pastorie.

In 1847 vertrekt Edersheim naar Roemenië om daar te gaan prediken onder de Joden en de daar wonende Duitsers. Hij heeft een sterk verlangen om dat te doen, omdat hij zichzelf als een bevoorrecht mens ziet. In Roemenië ontmoet hij zijn vrouw, Mary Broomfield, die zelf ook deel is van de Schotse missiepost. Vanwege zijn huwelijk keert hij begin 1848 terug naar Schotland, waar hij onder andere prediker in de grote kerk van oud-Aberdeen wordt. Als hij ’s middags preekt is de veelal matig gevulde kerk stampvol tot zelfs de gangpaden en de trappen. In deze tijd kan hij zijn oude liefde van literatuurstudie en schrijven weer oppakken. In deze tijd vertaalt hij verschillende filosofische en theologische werken uit het Duits in het Engels, zoals Historical Development of Speculative Philosophy, from Kant to Hegel (1854), History of the Old Covenant (1859), History of the Christian Church (1860) en Theological and Homiletical Commentary on the Gospel of St Matthew (1861). Zelf schrijft hij History of the Jewish Nation from the Fall of Jerusalem to the Reign of Constantine the Great (1856), en draagt hij artikelen bij in allerlei wetenschappelijke bladen.

Het is ook de periode dat zijn gezin groeit. Er worden zeven dochters en een zoon geboren. Het drukke leven en het weer hebben een weerslag op zijn gezondheid en die van zijn vrouw. Maar niet alleen de drukte van het leven, ook de partijschappen en soms kleinzielige godsdienstigheid spelen hem parten. Als hij zich daarover uit, leidt het tot meerdere keren tot bedreiging van vervolging. Alfred krijgt last van zware bronchitis en op dringend advies van de dokter moet hij besluiten om direct Schotland te verlaten en met zijn gezin te verhuizen naar Torquay aan de Zuid-Westelijke kust van Engeland (1861). Hier is het klimaat warm, maar gematigd. Er valt wel veel neerslag. Dit maakt dat hij wel iets opknapt, maar zijn vrouw overlijdt. Hij hertrouwt met Sophia Hancock, die de zorg over het huishouden en de kinderen overneemt. Op verzoek van de eigenaar van het hotel waar hij verblijft, gaat hij op zondagmiddag preken in het hotel waar hij verblijft. Ook hier trekt hij al snel weer vele bezoekers en zo ontstaat er in Zuid-Engeland een Schotse gemeente. Er wordt een kerk gebouwd en hij wordt de eerste predikant. Edersheim blijft kwakkelen met zijn gezondheid en brengt een aantal keer de winter door aan de Franse Rivièra en in het Italiaanse San Remo. Vanaf 1872, op 47-jarige leeftijd, leidt zijn falende gezondheid ertoe dat hij zich volledig terugtrekt uit het ambt om zich aan het schrijven te wijden.  Hij laat een huis in Bournemouth bouwen, waar hij rust hoopt te vinden. Hij noemt het huis Heniach, De Heere zal rust geven.

De schrijver

Edersheim krijgt nu de tijd om te doen, waar hij al zo lang tijd voor wilde hebben: De studie van de rabbijnse en Talmoedische geschriften en de relatie ervan met de Christelijke kerk.

In 1874 schrijft Edersheim The Temple: its Ministry and Services in the Time of Jesus Christ. Het boek beschrijft in detail de dienst in de Tempel in de tijd van Jezus. Door zijn grote kennis van de rabbijnse bronnen weet hij veel informatie te geven die ook nu nog heel bruikbaar is. Uiteraard is er door hedendaags archeologisch onderzoek en bijvoorbeeld door de vondst van de Dode-Zeerollen bij Qumran is er in de 20e eeuw veel nieuwe informatie gekomen. Toch is er sinds die tijd niet een werk verschenen dat voor studie zo bruikbaar is. Het boek is in het Nederlands vertaald, maar inmiddels niet meer verkrijgbaar.

Door zijn werk wordt hij bevriend met Dr. George Williams, een Anglicaans theoloog (Palestine-Williams werd hij toen genoemd), en dankzij zijn invloed werd Edersheim in 1875 toegelaten tot de bediening in de Anglicaanse Kerk. “Ik ben overtuigd van de historische Kerk; Ik geloof in een Nationale Kerk; Ik heb de voorkeur voor een liturgische Kerk – en op deze gronden ben ik lid geworden van de Kerk van Engeland.” Van 1876 tot 1882 werkte hij in de gemeente van Loders aan de Engelse zuidkust.

Het klimaat is gunstig en de tijd om te studeren geeft hem ontspanning. Hij schrijft het werk, dat misschien wel zijn levenswerk genoemd mag worden: Life and times of Jesus the Messiah. In dit werk beschrijft hij de maatschappelijke, culturele, politieke en religieuze omgeving waarin Jezus werd grootgebracht. Door zowel Joodse als christelijke bronnen te raadplegen, geeft Edersheim een levendig beeld van de omstandigheden, de intenties en het waarom van het Evangelie. Nog steeds gebruiken theologen uit verschillende delen van de Kerk dit werk in de voorbereiding van hun preek. De ontwikkeling in het leven van Edersheim gaat intussen ook verder. Door zijn groeiende invloed en contacten preekt hij vaker in Londen en omgeving en correspondeert hij met theologen over de hele wereld. Hij verhuist na het verschijnen van ‘Life and times’ naar Oxford.

Inmiddels is hij 57 jaar. Hij heeft tijd om te doceren en te schrijven. Met zijn liefde voor studie en zijn inmiddels uitgebreide bibliotheek die hij in de loop der jaren heeft opgespaard, is hij veel in zijn studeerkamer te vinden. Het resulteert in een ander belangrijk werk: Bible History Old Testament. In zeven delen behandelt Edersheim de Bijbelse geschiedenis. Op een vergelijkbare manier als in zijn Werk over Jezus de Messias licht hij de geschiedenis toe met zijn uitgebreide kennis van de Joodse traditie. Elke keer weer laat hij zien, hoe het Oude Testament onlosmakelijk verbonden is met het Nieuwe Testament.

Ook voor een volgend werk heeft hij al weer plannen. Life and Writings of St. Paul is echter nooit geschreven. Als de benauwdheid toeslaat na een verkoudheid besluit hij de zomer door te gaan brengen in Menton aan de Franse Riviera. Hij knapt er goed op, maakt zelfs plannen om terug te keren, maar in alle vrede sterft hij toch nog onverwachts. Daar, in Menton, is hij begraven, zoals hij zelf wenste: uitkijkend richting Jeruzalem.

Een deel van dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van december 2019

Uit "Israël en de Kerk" door Frank van Oordt.

zie ook Aantekeningen bij de Bijbel