Richard Harvey

Het spreekwoord twee Joden drie meningen geldt helaas, of gelukkig, het is maar hoe je het bekijkt, ook voor Messiasbelijdende Joden. En de Thora is een onderwerp waarover de meningen wel heel erg uiteenlopen. Sommigen beschouwen de Wet van Mozes als achterhaald. Jesjoea heeft immers een nieuw verbond ingewijd. Het oude is verdwenen. De offerwetten zijn vervuld in de Messias en de civiele wetten waren alleen van belang voor het oude Israël. Slechts de universele morele wetten, uiteengezet in de tien geboden, zijn nog van kracht. Het onderhouden van de Wet van Mozes is daarom een dwaalspoor, een ontkennen van Gods genade en van de rechtvaardiging door geloof alleen. Men herbouwt zo de scheidsmuur van Ef. 2:14. Dit is de opvatting van bijvoorbeeld Arnold Fruchtenbaum.

Een andere visie (Gershon Nerel) gaat uit van de culturele en sociale waarde van de Mozaïsche wetgeving maar kent hieraan niet een religieuze betekenis toe. Gebruiken als de kalender, besnijdenis en de spijswetten, die de Joodse identiteit vormen, maakten eeuwenlang onderdeel uit van het Joodse leven. Deze zijn nog steeds bindend voor de etnische, culturele en nationale identiteit maar hebben geen theologische waarde en maken de mens niet rechtvaardiger. Dientengevolge zijn ze niet voorgeschreven voor Joodse gelovigen in Jezus, die vrij zijn ze te onderhouden of niet.

Een derde benadering volgen Daniel Juster, David Stern en anderen. Dezen erkennen de geldigheid van de Joodse traditie als de context waarbinnen de Bijbelse Thora en het Nieuwe Verbond begrepen moeten worden. Jesjoea stelde in zijn onderricht en voorbeeld, samen met de vroege kerk in haar doen en laten, een nieuwe halachah (geloofspraktijk) vast voor de Nieuwtestamentische gemeente. Deze halachah ontwikkelt zich nog steeds, naar het voorbeeld van de eerste Messiasbelijdende Joden in het boek Handelingen. Zij hielden er een Joodse levensstijl met Joodse gebruiken op na, waarbij ze sommige aanpasten, andere verlieten en slechts enkele van toepassing verklaarden op de volkeren. Messiasbelijdende Joden die zich op deze wijze aan de Thora houden erkennen haar waarde maar stellen de uitwerking ervan door de belangrijkste stromingen binnen het jodendom ter discussie.

Een vierde positie wordt ingenomen door o.a. Mark Kinzer, die ervan overtuigd is dat de Thora nooit is afgeschaft, beperkt of substantieel veranderd door de komst van Jesjoea. Hij pleit ervoor dat Messiasbelijdende Joden zich houden aan de Thora, in overeenstemming met de orthodoxe of conservative traditie, met slechts enkele uitzonderingen. Dit zal hen in staat stellen om hun identiteit te ontwikkelen binnen de Joodse gemeenschap in plaats van binnen de kerk. Ze behoren zichzelf te beschouwen als leden van de Joodse gemeenschap, zelfs wanneer anderen hen niet accepteren.

Enkelen, zoals Elazar Brandt, zijn geneigd om deze benadering uit te breiden naar een volledige identificatie met het niet-Messiaanse jodendom. De Joodse traditie is het geïnspireerde, door God gegeven middel tot behoud van het Joodse volk. Het probleem van deze benadering is het potentiële gevaar dat er afbreuk gedaan wordt aan de betekenis van Jesjoea en diens verlossingswerk. Deze optie kan wel aantrekkelijk zijn voor degenen die in hun Joodse identiteit bevestiging zoeken bij de Joodse gemeenschap. Het kan echter ten koste gaan van een effectief getuigenis en een isolement ten opzichte van andere gelovigen tot gevolg hebben. Een Thora-betrachting ten koste van de zichtbare eenheid van het lichaam van de Messias, bestaande uit Israël en de volkeren, kan niet anders dan leiden tot verlies van gemeenschap en van geloof.

Bron: Richard Harvey, mapping Messianic Jewish Theology.

Zie ook deel 2: Messiasbelijdende Joden vieren de sjabbat.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van december 2019