Martha Gobetz

De Eeuwige heeft in de Thora allerlei aanwijzingen gegeven welk voedsel geschikt is om te eten en te drinken. De zogenoemde spijswetten of kasjroet. Het nakomen van deze wetten draagt nog steeds bij tot de eigenheid van het jodendom. Zelf ben ik niet opgevoed met het kasjroet. Wel bestond er bij ons thuis grote huiver voor het nuttigen van bloedworst en paling. Dit eet ik zelf nog steeds niet.

Ik weet dat in het jodendom weerzin is tegen de verklaring, dat het kasjroet alleen een stelsel zou zijn van medische en hygiënische maatregelen.

Het is ook iets wat God van ons verlangt. Mijn vraag is dan: “maar waarom verlangt de Eeuwige dit van ons?” Zou het ook zo kunnen zijn, dat God zoveel van ons houdt en zo vóór het leven is, dat Hij wil dat geen onrein voedsel, dat ons eventueel zou kunnen schaden, genuttigd wordt. Spijswetten gegeven tot eer van de Eeuwige en tot instandhouding van zijn geliefde kinderen. 

Omdat ik geloof in Jesjoea ha-Masjiach, die voor ons de Thora tot zijn ware bedoeling heeft gebracht, maakt het kasjroet voor mij niet het onderscheid of iemand koosjer is of niet. Want Jesjoea leert ons in Mattheüs 15:11: “Niet wat de mond binnengaat maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein.”

Niet wat de mond binnengaat maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein.

Bovendien zegt Jesjoea in Joh. 6 : 35, dat Hij het waarachtige brood uit de hemel is. Doordat Hij zich voor ons heeft overgegeven, is Hij ons tot ware spijs en drank geworden. Het is dit volkomen offer van onze Jesjoea Masjiach, dat mij rein maakt, koosjer.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van maart 2020