Rabbi David Ashear

De pasoek [1];zegt: “Werp je last op de Heer, en Hij zal je onderhouden.”
De maggid [2] van Dubno (1740-1804) verklaarde dit vers door middel van een gelijkenis:
Een arme man reisde met een loodzware tas op zijn rug. Terwijl hij langs de weg loopt, komt een rijke man in een royaal rijtuig voorbij. Hij ziet de arme reiziger, brengt het rijtuig tot stilstand en biedt de arme man vriendelijk een lift aan. Deze stapt in en het rijtuig vervolgt z’n weg. Een paar tellen later merkt de rijke man op dat zijn gast nog steeds zijn zware tas draagt.

“Mijn vriend”, zegt hij. “Waarom zet je je tas niet op de grond?” De arme man antwoordt: “Het is al zo aardig van u dat ik mag meerijden. Ik wil niet dat u ook nog mijn tas voor me draagt.”

“Jij dwaas” zegt de rijke man. “Mijn paarden trekken het gewicht van je tas toch al, ongeacht of je hem nu draagt of niet.”

De maggid legde uit dat veel mensen net zo doen als die arme man. Zij dragen nodeloos de zware lasten in het leven. We moeten ons realiseren dat Hashem[3] ons toch al draagt. Waarom laten we Hem dan ook niet onze lasten dragen? De Midrasj Tehilliem[4]. in een commentaar op dit vers, stelt dat Hashem niet is als de mens. Wanneer iemand zijn medemens om een gunst vraagt, zal deze dit waarschijnlijk met plezier doen. Wanneer hij dit voor een tweede of derde keer doet zal hij dit ook doen maar waarschijnlijk met minder enthousiasme. De vierde keer zal hij waarschijnlijk zeggen “nu is het wel genoeg” en zal hij weigeren. Bij Hashem is dit niet het geval. Altijd wanneer we onze last op Hem werpen zal Hij ons onderhouden. Dat wil zeggen: positief reageren. Hij is onze herhaalde verzoeken om hulp nooit moe, integendeel: “Dicht bij een ieder die tot Hem roept is de Heer (psalm 145:18).” Hoe meer wij Hem aanroepen, des te dichter nadert Hij tot ons. Hij vindt het fijn wanneer we Hem om een gunst vragen en hoe meer we vragen, des te prettiger Hij dat vindt. Soms bevinden we ons in een situatie waarvan we ons afvragen of we er ooit op een goede manier uit zullen komen. Wat een geluk dat we ons voor hulp alleen maar tot Hashem behoeven te wenden.  Zoals er in de Torah staat: “Want welk groot volk is er waar de goden zo dichtbij zijn als de Here, onze God, bij ons is, altijd als wij tot Hem roepen (Deut. 4:7)?”

Mensen denken wel eens: “Ik wil Hashem hiermee niet lastig vallen; dat probleem is te onbelangrijk.” Onbelangrijke problemen bestaan niet. Hij kijkt ernaar uit dat wij tot hem komen en Hem om hulp vragen. En hoe meer wij Hem vragen om welke last dan ook van ons over te nemen, des te meer Hij bereid is dat te doen.

Wanneer we ons bezorgd en bang voelen, betekent dat dat wij nog steeds onze eigen lasten dragen en weigeren ze aan Hashem te geven zodat Hij ze van ons kan overnemen.

Wanneer iemand een vriend een tas kostbare diamanten geeft met het verzoek er goed op te letten zou deze begrijpelijkerwijs kunnen weigeren omdat hij zo’n grote verantwoordelijkheid niet wil dragen. Maar wanneer deze persoon de tas geeft en vervolgens hard wegloopt, dan zal hij het wel doen omdat hij geen keuze heeft. Hetzelfde is het geval, bij wijze van spreken, bij Hashem. Hoe meer we het op Hem werpen , des te meer zal Hij zich “verantwoordelijk” voelen om de last als het ware over te nemen.

“Werp je last op de Heer, en Hij zal je onderhouden.” We behoeven alleen maar onze lasten af te leggen. Hashem zal blij zijn ze voor ons te mogen dragen.

Werp je last op de Heer, en Hij zal je onderhouden.

[1] Bijbelvers

[2] Rondtrekkend prediker, bekwaam in het vertellen van verhalen (Jewish Encyclopedia).

[3] Lett.: De Naam, orthodox-Joodse benaming van God.

[4] Een verklaring van de psalmen in verhaalvorm, bekend sinds de 11e eeuw.

Uit: “Living Emunah, achieving a life of serenity through faith.” De jeugdige rabbijn David Ashear geeft les in het vak ʽemunahʼ (geloofsvertrouwen) op het rabbijnenseminarie Sha’are Bina in Brooklyn. In de Syrisch-Sefardische gemeenschap is hij een veelgevraagd spreker.