Dr. Alfred Edersheim

Zeven volle weken na de eerste dag van Pesach was het Wekenfeest, of Pinksteren.

Zeven volle weken na de eerste dag van Pesach was het Wekenfeest[1], of Pinksteren, een heilige samenkomst, waarop geen slaafs werk mocht worden verricht[2], en alle mannen geacht werden te verschijnen voor de Heere in Zijn heiligdom[3] en de vastgestelde offergaven gebracht werden. De namen waarmee ze in de Bijbel aangeduid worden zijn: Wekenfeest, Feest van de vijftigste dag of Pinksterdag, alle verwijzend naar de eerder genoemde periode vanaf Pesach. Het karakter ervan wordt uitgedrukt door de termen ‘oogstfeest’[4] en ‘dag van de eerstelingen’[5]. De Joodse traditie duidt het aan met Chag ha-atsereth, slotfeest, en ‘tijd van het geven van onze Wet’.

Wat het feest vooral bijzonder maakte, was het opdragen van twee broden en de bijbehorende offers. Hoewel het aantal aanbidders in de tempel misschien niet zo groot was als op Pesach, kwamen volgens Josephus Flavius toch tienduizenden bijeen. Uit Handelingen 2 blijkt dat misschien wel meer Joden uit verre landen naar Jeruzalem kwamen dan bij de andere grote feesten, mogelijk vanwege de grotere reismogelijkheden van het zomerseizoen.

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak

Op de dag vóór Pinksteren waren de groepen pelgrims de Heilige Stad binnengekomen. Het grootste deel van de oogst in het hele land was al binnen, en een periode van rust en blijdschap lag voor hen. Terwijl de sterren aan de diepblauwe lucht schenen, klonken de trompetten van de priesters die het begin van het feest aankondigden vanaf de Tempelberg door de stilte van de zomernacht. Al in de eerste nachtwake werd het grote altaar gereinigd en onmiddellijk na middernacht werden de tempelpoorten opengeworpen. Want vóór het ochtendoffer moesten de brand- en vredeoffers die het volk op het feest wilde brengen, worden onderzocht door de dienstdoende priesters. Vanwege het grote aantal moet het een drukke tijd geweest zijn. Het moment dat de ochtendgloed Hebron bereikte, maakte een eind aan alle voorbereidingen.

Na het reguliere morgenoffer werden de voorgeschreven feestoffers van Numeri 28:26-30 gebracht - eerst het zondoffer, met de handoplegging, de belijdenis van zonde en besprenkeling met bloed; en de brandoffers met hun spijsoffers. De Levieten zongen nu het Hallel, begeleid door een enkele fluit, die aangaf wanneer het lied begon en eindigde. De hoge stemmen van de kinderen van Levieten, die op de tempeltrappen onder hun vaders stonden, gaven de lofzang rijkdom en kleur.

De twee beweegbroden en de twee lammetjes

Daarna kwam het bijzondere offer van de dag: de twee beweegbroden, met de bijbehorende offers (Lev. 23:19).

Zoals de omer[6] van de 16e Nisan van gerst was, het eerste rijpe koren in het land, zo werden deze twee broden bereid van tarwe, die in het beste district van het land was verbouwd - onder omstandigheden vergelijkbaar met de Pesach-schoof [7]. Van het meel werden twee omers gebruikt voor de twee broden. Wat overbleef mocht worden vrijgekocht en voor elk doel worden gebruikt. De broden werden gemaakt op de avond voorafgaand aan het feest; of, als die op de sjabbat viel, twee avonden ervoor. Hun vorm was lang en plat, met opstaande randen of hoeken. Volgens de Misjna was elk brood vier handbreedten breed, zeven lang en vier vingers hoog en woog het zo’n 5 pond. In tegenstelling tot de algemene regel van het Heiligdom waren deze broden gezuurd, wat volgens de Misjna het geval was bij álle dankoffers. De gebruikelijke verklaring hiervoor was dat ze het gewone voedsel van de mensen vertegenwoordigden. Maar er is meer: De beide broden waren, samen met twee lammetjes, de enige openbare vrede- en dankoffers van Israël. Ze waren dus óók gezuurd omdat Israëls openbare dankoffers doortrokken waren van onvolmaaktheid en zonde. Om die reden werden ze behalve door brandoffers ook vergezeld door schuldoffers.

De feestmaaltijd

Na de plechtigheid met de beweegbroden bracht het volk zijn vrijwillige offers, een ieder overeenkomstig de voorspoed die de Heer hem gegeven had. ‘s Middags en ‘s avonds was er vervolgens een feestmaaltijd, waarop de vreemdeling, de arme en de Leviet waren uitgenodigd als welkome gasten van de Heer. Vanwege het grote aantal offers werd het Wekenfeest over het algemeen verlengd tot het grootste deel van een week.

Bron: Dr. A. Edersheim, The Temple, its ministry and services as they were at the time of Christ.

 Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van juni 2022

[2]Lev 23:21 en Num.28:26 

[3]Exodus 23:14-17 

[4]Exodus 23:16 

[5]Num. 28:26 

[6] Een omer was in de tijd van de Bijbel een inhoudsmaat, ca. 4,5 ltr..

[7] Volgens de Misjna moest het worden verbouwd op een gewoon veld - natuurlijk in Israël zelf - en niet in een tuin of boomgaard. Bovendien mocht de grond niet bemest zijn of kunstmatig geïrrigeerd.