Rabbijn I. Maarsen

Geen lofliederen op de oorlog

Het Hebreeuwse woord sjalom is verwant met sjaleem: compleet, volmaakt zijn. Het is een toestand van volmaakte harmonie, de noodzakelijke voorwaarde voor geluk, zowel voor de mens als voor de kosmos, geen plekje uitgezonderd.
Wanneer de volksgroet iets zegt over de volksaard, dan geeft de populaire groet sjalom aan hoe belangrijk vrede voor het Joodse volk is.

 
Tevergeefs zoekt men in de Schrift naar lofliederen op de oorlog. Wel vindt men er lofzangen aan God na behaalde overwinningen. Ook treft men er geen lofliederen aan die de lichaamskracht bezingen, zoals bij de Griekse held Heracles. “Hij vindt geen vreugde in de kracht van het paard of schept behagen in de spierkracht van de man.” Psalm 147:10
Zeker, het Joodse volk mag trots zijn op de Makkabeeën, maar dat was een strijd om de verdediging van geestelijke goederen.

 

De bewoners van het oude Kanaän

Ook de strijd tegen de bewoners van het oude Kanaän was een strijd om het behoud van het geestelijke goed van het monotheïsme. Het was gericht op de beteugeling van het afschuwelijke heidendom met zijn beestachtige afgoderij en liederlijke uitspattingen. Maar zelfs in die strijd wordt moest eerst de vrede gezocht worden: “Wanneer u een stad nadert om ertegen te strijden, moet u haar vrede aanbieden. (Deut. 20:10)” Alleen moest de afgoderij worden opgegeven en de zeven Noachitische geboden aanvaard. Helaas was er, op de inwoners van Gibeon na, geen enkele stad die vrede sloot met de Israëlieten (Jozua 11:19).
Volgens een andere traditie werden alle bewoners van Kanaän in de gelegenheid gesteld om het land te verlaten. Alleen de Girgasieten deden dit (dit wordt wel afgeleid uit het feit dat er in de Bijbel weinig over hun lot te vinden is, red.).
Deze vredesgedachte in de noodzakelijke oorlogstoestand klinkt wel wat anders dan de overtuiging van de Griekse filosoof Heraclitus: “Oorlog is de vader van alles.”

 

Het vredesideaal van de profeten

Volgens de Joodse levensbeschouwing is vrede de brenger van alle zegen.
De profeten bezingen deze vrede in hun toekomstvisioenen:

“Ik zal de strijdwagens uit Efraïm wegnemen, en de paarden uit Jeruzalem. De strijdboog zal weggenomen worden. Hij zal vrede verkondigen aan de heidenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde. (Zach. 9:10)”

Hier spreekt niet de ziener van één volk maar een profeet van alle volkeren. Telkens komen we de wereldomvattende visioenen van de profeten, die gedragen worden door een sterk universele geest, tegen in de Bijbel. Ze voorspellen een nieuwe tijd met ongekende vredesmogelijkheden. In de brandende gloed van zijn dichtvuur ademt bij Jesaja de hele natuur vrede en verbroedering: Wolf en lam, panter en bok liggen bij elkaar, kalf en jonge leeuw weiden samen en een kind drijft ze voort. En naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn handje uitstrekken (Jes. 11:6).
Maar boven dit alles stijgt de gedachte uit dat het recht zal zegevieren. Geen volk zal een ander volk meer onderdrukken. Degene die ooit heeft bevolen “u moet de vreemdeling liefhebben” zal een nieuwe wereldorde scheppen dat op recht gebaseerd is. Alle volkeren zullen optrekken naar de berg van het huis van de Eeuwige om te gaan in Zijn paden. Want uit Tsion zal de wet uitgaan en het woord van de Heer uit Jeruzalem (Jes. 2:1-5).

En het laatste woord van de Misjnah? Dat is sjalom. “De Heilige, geloofd zij Hij, vond in heel de wereld geen instrument om Israël te zegenen dan vrede. Zoals gezegd is: “De Heer zal Zijn volk kracht geven, de Heer zal Zijn volk zegenen met vrede. (Ps. 29:11)”


Vrij naar: I. Maarsen, Mens en Moraal; Zutphen 1935.

 

Wie was rabbijn Maarsen?

Rabbijn Maarssen werd in 1892 in Amsterdam geboren als zoon van een diamantslijper en opgeleid tot rabbijn. In 1925 werd hij opperrabbijn van Den Haag. Hij hoorde tot de vele joden die de oorlog niet hebben overleefd. In 1943 werd hij samen met zijn echtgenote en twee dochters in Sobibor vermoord.