Rabbi Simlai leefde in de derde eeuw in Palestina en was een beroemd Talmoedgeleerde. In de Misjna (deel Neziekien, traktaat Makkot 23b) zegt hij:

“Zeshonderd en dertien geboden werden aan Mozes gegeven, 365 negatieve geboden, overeenkomstig het aantal dagen van het jaar, en 248 positieve geboden,

overeenkomstig het aantal lichaamsdelen van een mens". 

Toen kwam David en reduceerde ze tot elf, zoals geschreven staat in Psalm 15: “Here, wie mag verkeren in uw tent? Wie mag wonen op uw heilige berg? Hij die onberispelijk wandelt en doet wat recht is en waarheid spreekt in zijn hart; die met zijn tong niet lastert, die zijn metgezel geen kwaad doet en geen smaad op zijn naaste laadt; in wiens ogen de verwerpelijke veracht is, terwijl hij hén eert die de Here vrezen; heeft hij tot zijn schade gezworen, hij verandert het niet; hij leent zijn geld niet op woeker en aanvaardt geen geschenk tegen de onschuldige; wie zo handelt zal nimmer wankelen.”

Toen kwam Jesaja en reduceerde ze tot zes, zoals geschreven staat in Jesaja 33:15,16. “Hij die in gerechtigheid wandelt en oprecht spreekt; die gewin door afpersing verkregen versmaadt; die zijn handen weerhoudt om een geschenk aan te nemen, zijn oor toestopt om niet naar een moordplan te horen en zijn ogen toesluit om het slechte niet aan te zien. Die zal op hoogten wonen, rotsvestingen zullen zijn burcht wezen; zijn brood is gewis, zijn water verzekerd.”

Toen kwam Micha, die reduceerde ze verder tot drie: “Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God” (Micha 6:8).

Tenslotte kwam de profeet Habakuk, die ze allemaal samenvatte in één woord (Hab.2 :4): “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven”.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van maart 2019