Thea Ornstein
Rond het begin van onze jaartelling liepen er in Israël duizenden jongens rond die luisterden naar de naam Jezus oftewel Jozua/Jesjoea.
Veel mensen noemden hun zoon naar de opvolger van Mozes die de Israëlieten in het beloofde land heeft gebracht. Tussen die jongens is er één van wie wij belijden:
Hij is onze Verlosser. Hij brengt ons naar het beloofde land.
Wij vertrouwen Hem volkomen. Wij geloven in Hem, een mens als wij, geboren uit een vrouw. Hij heeft honger en dorst gehad. Hij heeft aan den lijve ondervonden wat vermoeidheid is en pijn, heeft boosheid gekend en verdriet.
In die mens geloven wij zoals wij geloven in God. Wij plaatsen Hem niet op één lijn met Abraham en Mozes, ook niet op een lijn met de grote profeten zoals Jesaja en Jeremia.
Wij plaatsen Hem op één lijn met God de Vader, niet uit onszelf, maar in navolging van de Schrift. Wat onderscheidt Hem van de grote figuren in de Bijbel? Dit bijvoorbeeld:
Bij Jesjoea lezen we nergens van het moment dat Hij voor zijn taak geroepen werd.
Van Abraham en Mozes en Gideon en David en Jozua en nog vele anderen wordt nadrukkelijk vermeld waar en wanneer God hen heeft geroepen.
Vaak is er sprake van een aanvankelijke weigering, zoals bij Mozes en Jeremia en zij ontvangen een wonderteken ter bemoediging. Maar Jesjoea treedt van meet af aan op als de Messias en als de Zoon van God, welke roeping door God zelf bevestigd wordt. Het is wonderijk dat klare zelfbesef van Hem, de hoge pretentie die Hij voerde, hoewel Hij de eenvoud zelve was. Mensen die dichtbij God komen, de profeten bijvoorbeeld, krijgen een sterk gevoel niet alleen van eigen kleinheid, maar van eigen zondigheid. Niets daarvan bij Hem, hij had geen enkel besef van zonde maar anderen vergeeft Hij wel de schuld, alle schuld.
Wie ter wereld kan dat? Geen enkele profeet heeft dit ooit gedaan. Meer dan Salomo is hier. Meer dan wie ook, Hij is gekomen als knecht, als de minste der mensen. Niet om gediend te worden maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Zo is de Messias gekomen om ook onze schuld te verzoenen.
De Knecht des heren, noemt Jesaja Hem, is er niet alleen voor Israël. Hij zal de volken het recht openbaren (42:1).
Het Evangelie is ook voor de kamerling van Ethiopië en voor alle volken op aarde.
De apostel Filippus laat er geen onduidelijkheid over bestaan tegenover de opperschatbewaarder: De lijdende knecht, de Man van Smarten is Jezus. Op veel plaatsen in de Schrift staan het offer van de Mensenzoon en zijn verrijzenis centraal. Dit offer is het middelpunt van de wereldgeschiedenis, deze verrijzenis geeft aan de enkele mens en aan de volkeren een stralende dageraad.
Maar het strijkt ons tegen de haren in. Het is voor Joden een ergernis en voor Grieken een dwaasheid. En toch zonder dit Evangelie is ons bestaan een doodlopende weg en leven wij in een zinloze wereld.
Evangelie betekent letterlijk vertaald ‘blijde boodschap`. Op de Paasmorgen verschijnt Jesjoea als stralende overwinnaar en blijkt Koning te zijn over dood en leven. En Hij komt terug als Koning. Om Israël en de volkeren te verlossen. God schept een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont.
Op grond van Gods beloften zien wij met Israël samen uit naar het vrederijk en het rijk van de liefde, waarheid en gerechtigheid, Nu nog vanuit een geschonden, liefdeloze wereld, maar wij hunkeren naar het rijk van de liefde.
Dat die tijd spoedig moge aanbreken, voor Israel en de volkeren.
De schrijfster is vanaf 2006 voorzitter van Hadderech. Dit artikel verscheen eerder in het maandblad Hadderech.