Dr. David Parsons

In de loop der tijd is er veel nagedacht over het lijden van de Messias, en de vraag wie daaraan schuldig waren. Positieve en minder positieve antwoorden zijn er op die vraag gegeven. Tot de eerste categorie behoort een Jacobus Revius die in 1630 dichtte: “Het zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten (...) maar dit is al geschied, helaas! om mijne zonden.” Van de laatste soort zijn helaas ook voorbeelden te geven, zoals elders in dit blad blijkt.

Naar aanleiding van de verschijning in 2011 van het boek van paus Benedictus XVI, Jesus of Nazareth – Holy Week: From the Entrance into Jerusalem to the Resurrection, ging David Parsons na hoe de Bijbel spreekt over het aandeel van Joden in de dood van de Messias. De toenmalige Paus neemt overigens in zijn boek een liefdevol standpunt in, en pleit het Joodse volk vrij van schuld (red.).

Parsons: “Het Nieuwe Testament is behoorlijk duidelijk over de centrale rol die het Joodse volk van die dagen speelde in Jezus’ dood. Het aantal Bijbelverzen dat daarover gaat is te groot om ze te ontkennen of weg te verklaren.

In Handelingen 3:12-18 spreekt de apostel Petrus de “mannen van Israël” toe met de beschuldiging: “U hebt de Vorst van het leven gedood.” Maar hij voegt daaraan toe: “En nu weet ik, broeders, dat u het uit onwetendheid gedaan hebt, evenals uw leiders; maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou.”

Dit betekent dat hij wel zijn mede-Joden betrok bij Jezus’ dood, maar niet dat hij dientengevolge enige schuld of vloek op hen laadde. Eerder verklaarde Petrus dat dit alles gebeurd was vanwege Gods voorbeschikte voornemen en wil met betrekking tot de dingen die de Messias moest ondergaan.

Petrus brengt hetzelfde naar voren in Handelingen 4:8-10, als hij de “leiders van het volk en oudsten van Israël” aanspreekt: “Laat het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, die u gekruisigd hebt maar die God heeft opgewekt uit de doden, dat door die naam deze hier gezond voor u staat.”

We lezen het ook in Handelingen 4:27 en 28 en in Handelingen 5:30, waar de apostelen het Sanhedrin vertellen dat “de God van onze vaderen Jezus heeft opgewekt, die u omgebracht hebt door hem aan een kruishout te hangen.”

En in Handelingen 7 vinden we dat Stephanus zijn “broeders en vaders” aanzei dat zij “verraders en moordenaars” van de “Rechtvaardige” waren.

Zij confronteerden zowel Joodse burgers als hun leiders moedig met het gegeven dat zij een aandeel hadden gehad in de kruisdood van Jezus. Maar zijn discipelen legden als gevolg daarvan geen schuld of vloek op hun mede-Israëlieten. Eerder hielden ze het ervoor dat het Joodse volk precies deed wat God van hen wilde in dat beslissende uur.

Als we naar Goede Vrijdag en Pasen toeleven, is het goed erbij stil te staan dat de Bijbel ons laat zien dat het Joodse volk het enige priestervolk was dat het offerlam voor de zonden der wereld kon offeren. Wij worden opgeroepen ons te verheugen in die voorbeschikte en niet naar waarde te schatten gebeurtenis, en met het oog hierop geen vijandige houding naar Joden toe aan te nemen. Toen niet, nu niet en nooit!”

Vertaling: Evelien van Dis. De van oorsprong Amerikaanse David Parsons woont in Jeruzalem, is vice-voorzitter van de International Christian Embassy Jerusalem en heeft een B.A. in geschiedenis en een Ph.D. in de rechtsgeleerdheid.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van april 2021