Victor Buksbazen

Op 2 mei 1922 - een halve eeuw geleden - deed een 18-jarige Joodse jongen zijn geloofsbelijdenis in Jezus als Messias en Verlosser in een kleine kapel in Warschau, Polen, in aanwezigheid van een groep christelijke Joden en anderen. De meeste van deze mensen zijn nu bij de Heer.

Sommigen stierven een gewelddadige en wrede dood door de handen van de Nazi's. De plaats waar deze belijdenis werd gedaan, werd met de grond gelijk gemaakt tijdens de holocaust van Hitler. Weg zijn mijn geliefden; weg is de stad en het land van mijn jeugd. Wat is overgebleven is een herinnering, broos en vergankelijk, maar brandend in mijn geest.


Was het de moeite waard om christen te worden?

Nu er 50 jaar zijn verstreken, zou iemand kunnen vragen: “Was het de moeite waard om christen te worden? Was het het waard om de prijs te betalen van het isolement van je eigen familie, om een balling te worden onder je eigen volk, om te leven tussen twee werelden, om de eenzame weg te bewandelen van dat eigenaardige wezen dat een Joodse Christen is, een vreemdeling voor de Joden en een mysterie voor de heidenen? Is de geestelijke voldoening zo groot dat het gevoel van verlies wordt gecompenseerd?”
Dat zijn eerlijke vragen, en ik ben ervan overtuigd dat ik het aan mijzelf, aan mijn talrijke vrienden en aan hen die deze apologie zullen lezen, verplicht ben een eerlijk en redelijk antwoord te geven.
Ja, ik was inderdaad jong. Wat weet een jongen van 18 jaar van zichzelf, van het leven, van de wereld om hem heen, of van de gevolgen van zo'n beslissende stap? Was ik niet te jong en onvolwassen om zo'n onomkeerbare beslissing te nemen?

Jeugdig enthousiasme

Het mijne was geen alleenstaand geval. Er waren anderen die op jonge leeftijd God hoorden spreken en gehoorzaamden.
Wij denken vaak aan de profeten als oude en eerbiedwaardige grijsaards. Hoe zit het met Jesaja en Amos, Hosea en Jeremia? Zij waren allemaal jonge mannen, net ontgroeid aan hun jongensjaren.
Ongetwijfeld komt dat plotselinge besef van eigen onwaardigheid en zondigheid, het gevoel verloren te zijn, en het besef van een heilige God - in één woord, wat men ‘bekering’ noemt - soms bij oudere mannen en vrouwen op, maar meestal bij jongeren. Het komt wanneer de wereld en haar armzalige wijsheid en zenuwslopende ervaringen ons nog niet strak in hun eigen patroon hebben gekneed en ons in hun sleur hebben gevangen. Ja, er is jeugd voor nodig, onervarenheid, impulsiviteit, om de stem van God te durven gehoorzamen. Tot zover mijn jeugd.
Maar hoe is het allemaal gebeurd, en waarom?

Mijn moeder

Ik ben geboren in 1903. Mijn moeder was zoals vele andere miljoenen Joodse moeders, ze voedde haar gezin op, zorgde voor haar huishouden, hield van haar man en haar kinderen op haar eigen nogal kortzichtige manier. Buiten haar huishoudelijke verantwoordelijkheden zag en wist ze weinig. Haar gezin was haar domein en de stadsgrenzen van Warschau waren de buitenste grenzen van haar wereld.

Mijn Vaders zoektocht naar de waarheid

Vader was een heel andere persoonlijkheid. Zelden heb ik mensen ontmoet die zijn integriteit, innerlijke schoonheid en geestelijk onderscheidingsvermogen evenaarden. Hij was noch orthodox noch liberaal. Misschien typeert het Hebreeuwse ‘mitnaged’ hem het best; dat wil zeggen, een Jood die zich in hart en nieren verzette tegen een verstikkend en verstard ritualisme. Hij kende het rabbijnse jodendom door en door, maar had ook een goede seculiere opleiding, iets wat niet al te gebruikelijk was onder Poolse Joden rond de eeuwwisseling.
Hij bezat het fijne kritische vermogen (of was het intuïtie?) dat hem in staat stelde het kaf van het koren te scheiden en in zijn hart te bewaren wat de moeite waard, leven-gevend en leven-behoudend was.
Van beroep was hij maker van kartonnen dozen. Dit was zijn manier om de kost te verdienen, niet al te winstgevend. Maar zijn echte interesse, zijn passies, waren er twee - een eeuwige zoektocht naar de waarheid en een vurige liefde voor muziek. Nu ik erover nadenk, die twee waren eigenlijk één. Hij was een buitengewoon bekwaam musicus, zowel in zijn kennis van instrumenten als in de theorie van muziek. Mijn ouderlijk huis was vol met jonge Joodse muziekliefhebbers die van mijn vader muziekonderwijs kregen. Hij leerde hen solfège en hoe ze piano, gitaar, mandoline en verschillende andere instrumenten moesten spelen. De meer gevorderde leerlingen onderwees hij in de muziektheorie en harmonieleer. Thuis was er soms niet genoeg brood of andere dagelijkse levensbehoeften, maar aan muziek nooit.

Mijn Vaders ontmoeting met de Messias

Maar wat zijn hart, geest en ziel het meest in beslag nam was zijn passie voor God. Hij had een diepe waardering en intuïtie voor de geestelijke dingen. Zijn zoektocht, die innerlijke honger van zijn ziel, leidde hem onvermijdelijk naar de studie van het Nieuwe Testament. Daar raakte hij in de ban van de stralende persoonlijkheid van Jezus. Maar net als andere Joden was mijn vader al vroeg in zijn leven ingeënt met antichristelijk gif. Was het christendom niet verantwoordelijk voor al het Joodse lijden en de verbanning uit talloze plaatsen, voor de vervolgingen, voor de rivieren van bloed en tranen? En stond Jezus niet aan de basis van dit alles? Maar bij het lezen van het Nieuwe Testament ontmoette mijn vader de echte Christus, die zo anders was dan alles wat hij ooit had gehoord of zich had voorgesteld. In Hem vond hij de liefde van God in haar onvervalste heiligheid en schoonheid. Deze Jezus kon niet beide zijn, redeneerde mijn vader - de karikatuur van Joodse legenden en fantasieën, en tevens de Zoon van God die uit de hemel was gezonden om Zijn volk en alle mensen te redden van duisternis en zonde. Hij besloot dat de Messias van het Nieuwe Testament echt was, en de Yeshu van het jodendom, een onwaardige perversie.
Het was deze Messias die mijn vader aan mij, zijn zoon, doorgaf. Ik was inderdaad te jong om het belang van wat ik van mijn vader hoorde te begrijpen of in me op te nemen. Maar het bepaalde mijn geest, niet met bitterheid en vooroordelen, maar met een openheid en een vermogen om de Jezus van het Nieuwe Testament te begrijpen en lief te hebben.

Joodse scholing

Op vijfjarige leeftijd ging ik naar cheder (religieuze school). Mijn vader wilde dat ik zoveel mogelijk wist over het jodendom. Ik blonk uit in de studie van Choemasj (de vijf boeken van Mozes) en in de commentaren, de Targoem, Rasji en andere. Wanneer er een examen of inspectie was door het schoolbestuur behoorde ik tot de slimme jongens die door de rabbi naar voren werden geschoven om de school eer aan te doen.
Een halve dag ging ik naar het cheder en een halve dag naar de seculiere openbare school, want mijn vader wilde niet dat mijn onderwijs eenzijdig zou zijn. Soms spotten de jongens in cheder en noemden mij ‘een halve-dag-student’. Maar de rabbijn verdedigde mij dan en zei: “Ik wou dat jullie in een hele dag evenveel leerden als hij in een halve dag.” Dit zeg ik niet om op te scheppen, maar alleen om aan te geven dat ik niet in een religieus of intellectueel vacuüm ben opgevoed.
Een tijdlang bezocht ik zelfs de jesjiva, het instituut voor hogere joodse opleiding, waar ik de Talmoed bestudeerde en gewichtige vragen zoals, welke boetes verschuldigd waren als een os een man doodde en aan wie die boetes moesten worden betaald. Of, wat er moest gebeuren als twee mannen een kledingstuk in handen kregen en beiden aanspraak maakten op de vondst.
Ik moet toegeven dat deze belangrijke zaken me op de een of andere manier een beetje hol en ongeïnteresseerd maakten. Evenmin kon ik veel enthousiasme opbrengen voor de gewichtige discussie over wat er moet gebeuren met een ei dat op de sjabbat is gelegd. Was het koosjer of treife? Mijn ziel dwaalde af van religieuze toewijding.

Maatschappelijke onrust

Om mij heen waren indringende gebeurtenissen van oorlog, sociale onrust, wreedheid en dat eigenaardige en altijd aanwezige probleem van het antisemitisme. Op de een of andere manier leken de religieuze voorschriften en riten van mijn volk op dit alles geen antwoord en hiervoor geen relevantie te hebben. De ouderen, en ook de jongeren van mijn generatie, voelden de ontoereikendheid, de banaliteit van hun religieuze opvoeding, en ze kwamen ertegen in opstand.
De Eerste Wereldoorlog, met zijn ellende en angst, honger en lijden, vaagde alle zekerheid weg die ik als kind bezat. Mijn vader werd opgeroepen voor militaire dienst in het Russische leger. Hij kwam terug als een fysiek gebroken man. Hij stierf in 1920 tijdens de naoorlogse epidemieën. Maar in de paar jaar dat ik zijn vaderlijke leiding en gemeenschap genoot, sprak hij vaak met mij over de Heer Jezus. Diep in mijn hart groeide een bewondering voor Hem.

Laat niemand of iets je afleiden van je geloof en overtuiging; volg de innerlijke stem.

Mijn vaders laatste wil

Kort voor mijn vader stierf, vertrouwde hij mij de zorg voor mijn moeder en twee jongere zusjes toe. Ik was toen nog maar 17 jaar oud. Hij zei ook tegen mij: “Je bent jong en vrij. Als je ooit tot de overtuiging komt dat Jezus de ware Messias en je Verlosser is, aarzel dan niet om Hem openlijk te belijden. Ik werd hiervan weerhouden door je moeder, die dreigde van me te scheiden en de kinderen weg te nemen als ik Hem openlijk zou volgen. Laat niemand of iets je afleiden van je geloof en overtuiging; volg de innerlijke stem.” Hij stierf kort daarna.

Geroepen midden in de nacht

Dezelfde Jezus die het hart van mijn vader raakte en zijn geest en ziel boeide, sprak op een machtige manier tot mij. Het was een winternacht in Warschau, Polen. Een tiener stond bij een kleine olielamp bij een piepklein flikkerend lichtje geboeid te lezen in het Evangelie van Mattheüs. Toen voelde ik een rilling door mijn hele wezen gaan, een besef van de nabijheid, de aanwezigheid van God in Christus. In het schijnsel van dat flikkerende licht zag ik duidelijk degene die verklaarde: "Ik ben het licht der wereld" (Joh. 8:12). Misschien was deze ervaring vergelijkbaar met die van Jesaja, zo'n 27 eeuwen eerder in de tempel van Jeruzalem. Ik weet het niet, maar het was toen dat ik mijn hart aan Jezus gaf.

Vijftig jaar

Een halve eeuw van mijn leven met Christus is nu voorbij. Als ik op die jaren terugkijk, zie ik met verwondering de hand van God die mij zelfs in mijn vroegste dagen leidde. Waarom was mijn leven in mijn jeugd gespaard gebleven? Waarom kwam mijn vader, van alle miljoenen Joden in Europa die stierven zonder kennis van de Messias Jezus, een Nieuw Testament tegen? Waarom sprak hij met mij over Hem? Waarom had ik de oorlog Poolse legers en de Bolsjewieken overleefd? Waarom was ik gespaard gebleven te midden van de verschrikkingen van twee wereldoorlogen en tijdens de gevaarlijke overtocht over de oceaan naar de VS, toen vijandelijke onderzeeërs in de diepte op de loer lagen? Waarom had Jezus tot mijn hart hebben gesproken, zoals Hij dat gedaan had?
Misschien bevat Gods woord aan Jeremia de antwoorden op deze vragen: “Voordat Ik u in de baarmoeder vormde, kende Ik u; en voordat u uit de baarmoeder voortkwam, heiligde Ik u en wijdde Ik u tot profeet voor de volken” (Jer. 1:5).
Of misschien was het een uiting van Gods soevereiniteit: “Ik zal genadig zijn en Mij ontfermen over wie Ik Mij wil ontfermen” (Ex. 33:19).
Ik kijk terug op mijn leven. Er zijn veel en vreselijke dingen gebeurd sinds die gedenkwaardige dag dat ik Christus beleed. Maar het was allemaal bedoeld om mij dichter bij mijn God en Heiland te brengen.
Mijn dierbaren stierven in de satanische vernietigingskampen van Hitler. Sommigen werden opgeslokt achter het IJzeren Gordijn, om nooit meer iets van te horen. Wat mijzelf betreft, onverdiend heeft God mij geleid van plaats naar plaats, steeds deuren openend voor nieuwe dienstbaarheid, nut en zegen voor mijn volk.

Lydia Sitenhof

Een van de grootste zegeningen in mijn leven was de ontmoeting in 1935 in Londen met Lydia Sitenhof, een begaafde jonge Joodse christen. Toen wij ons verloofden, kwam zij naar Polen, waar ik hoofd van een zendingspost was en waar ik hoopte te trouwen en mijn bediening voort te zetten. Maar Lydia, die zeker door de Heer werd geleid, voelde de naderende storm die Polen een van de eerste slachtoffers van Hitlers waanzin zou maken. Daarom raadde zij mij aan Polen te verlaten, wat ik door Gods genade in 1937 deed. We trouwden toen in Engeland.
Sindsdien is zij mijn liefhebbende en trouwe metgezel, helper en aanmoediger geweest. We hebben onze handen en harten verenigd in Zijn dienst, en de Heer heeft ons gezegend en gebruikt. Door onze boeken en geschriften mochten wij een blijvende bijdrage leveren aan de zaak van Christus onder Zijn volk, de Joden.

De hogeschool van de harde klappen

Niet dat stormen ons bespaard zijn gebleven. God belooft zijn kinderen geen rustige vaart. Er waren tijden van kwelling, van beproeving en van allerlei gevaar. Mijn boot werd heen en weer geslingerd, maar in het kwetsbare schip was mijn Heer aanwezig, die zei: “In de wereld zult u verdrukking hebben, maar hebt goede moed; Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33).
Sommige jaren van mijn leven waren jaren van voorbereiding op verschillende scholen en onderwijsinstellingen. Maar de opleiding die ik het meest koester is die ik rechtstreeks van mijn Heiland ontving toen ik Zijn Woord overpeinsde, en ook die ik kreeg in die uitstekende school die bekend staat als ‘de hogeschool van de harde klappen’.

De grootste beloning

Onvolmaakt en onwaardig als ik ben, heeft de Heer zich verwaardigd mij te gebruiken als een instrument voor de verheffing en zegen van duizenden van mijn Joodse broeders, in hun stoffelijke nood en hartenleed. Het heeft Hem behaagd mij te gebruiken als getuige onder mijn volk, door mondeling en in geschrift het Woord van God te verkondigen en te verdedigen.
Ongeveer een halve eeuw is verstreken in dienst van mijn Heer, de laatste 30 jaar als algemeen secretaris van de zendingsorganisatie Friends of Israel. Mijn werkterrein is zo groot geworden als de wereld. Overal waar mijn broeders en zusters zielenleed of lichamelijke nood lijden, heb ik het voorrecht gehad hen te dienen. Het is geen kleinigheid te weten dat hierdoor de lasten van duizenden zijn verlicht, de honger van velen over het rond der aarde is gestild en het licht van Christus heeft geschenen in de harten van mensen die te lang in duisternis hebben verkeerd.
Het is mijn oprechte hoop en gebed dat wanneer ik op een dag voor mijn Meester sta, Hij zal zeggen: “Goed gedaan, gij goede en trouwe dienaar” (Mt. 25:21). Dat zal de grootste beloning zijn.

Bron: Israël My Glory